Wet waardeoverdracht klein pensioen
De Wet waardeoverdracht klein pensioen[1] is een nieuwe wet die gecompliceerde wetgeving in zich bergt. De nieuwe wetgeving beoogt pensioengeld zoveel mogelijk de pensioenbestemming te laten behouden en beoogt de pensioenadministratie van pensioenuitvoerders te ontlasten. De huidige afkoopregeling klein pensioen komt te vervallen vanaf 2019 (de datum van inwerkingtreding van de nieuwe wet) waarbij complex overgangsrecht[2] van toepassing is. De wet en het overgangsrecht houden samengevat het volgende in:
- Pensioenaanspraken die bij het eindigen van de deelneming aan een
pensioenregeling op de reguliere pensioendatum minder dan € 2 per jaar bedragen vervallen, tenzij de deelnemer verhuist naar een andere EU-lidstaat en hij de pensioenuitvoerder daaromtrent bij het eindigen van de deelneming heeft geïnformeerd[3] (vervallen heel klein pensioen; overgangsrecht: de regeling geldt indien de deelneming aan een pensioenregeling na 2018 eindigt maar kan vanaf 2019 ook worden toegepast op kleine pensioenen indien de deelneming aan de pensioenregeling vóór 2018 eindigde). - Op de pensioendatum mogen kleine pensioenen (ouderdomspensioenen die
minder dan € 467,89[4] per jaar bedragen en de daarbij behorende partnerpensioenen) door de pensioenuitvoerder worden afgekocht aan de pensioenrechthebbende[5], met dien verstande dat indien de deelneming aan de pensioenregeling eindigde vóór 2007 de pensioenrechthebbende bezwaarrecht heeft en de pensioenrechthebbende moet instemmen indien de deelneming op of na 1 januari 2007 eindigde (afkooprecht klein pensioen op de pensioendatum; overgangsrecht: de regeling vervangt de huidige afkoopregeling klein pensioen van art. 66 Pensioenwet vanaf 1 januari 2019); - Kleine pensioenen van de hiervoor aangeduide omvang mogen onder concreet
in de wet vastgelegde voorwaarden door de pensioenuitvoerder aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever van een pensioendeelnemer worden overgedragen (bevoegdheid tot eenzijdige waardeoverdracht door pensioenuitvoerder; overgangsrecht: de bevoegdheid geldt indien de deelneming aan een pensioenregeling op of na 1 januari 2018 eindigt);
Kleine pensioenen van een gewezen deelnemer (ouderdomspensioenen die minder dan € 467,89[6] per jaar bedragen en de daarbij behorende partner- en wezenpensioenen) mogen door de pensioenuitvoerder worden afgekocht aan de pensioenrechthebbende, met dien verstande dat indien de deelneming aan de pensioenregeling eindigde vóór 2007 de pensioenrechthebbende bezwaarrecht heeft en de pensioengerechtigde moet instemmen indien de deelneming op of na 1 januari 2007 eindigde, alles onder de voorwaarde dat de pensioenuitvoerder ten minste vijf maal tevergeefs heeft gepoogd waardeoverdracht te realiseren (afkooprecht klein pensioen vóór de pensioendatum indien waardeoverdracht niet mogelijk blijkt; overgangsrecht: de regeling geldt indien de deelneming eindigde of eindigt op of na 1 januari 2018 en mits een bepaalde wachttijd is verstreken bij beëindiging van de deelneming in 2018[7]).
- Wet van 13 december 2017, Stb. 2017, 505, kamerstukken 34 765, inwerkingtreding 1 januari 2019 met complex overgangsrecht (zie de tekst die volgt).
- Omdat onderdelen van de wet al vóór de datum van inwerkingtreding gaan gelden om de beoogde doelen zo snel mogelijk te realiseren.
- Art, 55, lid 6 Pensioenwet
- Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.
- Bijzonder partnerpensioen aan de ex-partner.
- Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.
- Het bezwaarrecht of het instemmingsrecht gelden dan niet. De wet kent ook beschermingsregels voor personen met recht op verevening van het pensioen van hun ex-partner volgens de Wet vervening pensioenrechten bij scheiding. De Wet waardeoverdracht klein pensioen leidt tot wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Invoerings- en aanpassingswet Pensioenwet. De wet moet worden geëvalueerd. Ook moet worden geanalyseerd of waardeoverdracht van klein pensioen naar de pensioenuitvoerder van eerdere werkgevers van een pensioendeelnemer mogelijk is.